azlyrics.biz
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 #

grey aura - nu alle troost ontbrak lyrics

Loading...

gevangen in een hevige storm
zonder onderscheid tussen dag en nacht
op 17 juni was de storm het hevigst

en leek hun laatste uur te zijn geslagen

op zoek naar een uitweg, keken van heemskerck en de veer
naar het labyrint van ijs, versluierd door het slechte weer
ze zagen de kust, het veilige ijs
als ze dit niet levend zouden bereiken, was dit het einde van hun reis

“een ghedrenckt calf is goet te waghen; mijn dood zal de minste gevolgen hebben.”

met een stevig touw in zijn bevriezende hand
klom hij over de schotsen, op weg naar land
zodat hij het schip ernaartoe kon trekken, zijn maats zou kunnen bevrijden
bereid om te strijden, hij voelde de kou in zich snijden

“toen ik eenmaal de kust had bereikt, keek ik omhoog
en zag ik hoe mijn maats naar mij zwaaiden
ik riep naar ze, maar de wind overstemde alles.
ik bond het touw om een stevige hoop ijs
en wachtte bevend tot mijn maats aan land waren”

langs de kust leegden ze de sloepen
en brachten ze de zieken aan land
ze haalden de boten leeg en sleepten ze met hun laatste kracht op de kust

barentsz en andriesz lagen op het ijs
en staarden naar de grijze lucht
de wind hield niet op met zijn ijzige gekrijs
ze konden niet meer terug; de dood zou ze komen halen!

op 20 juni, de derde dag
die ze doorbrachten langst de kust
werd het duidelijk dat andriesz het niet zou redden
zijn levensl-st door scheurbuik uitgebl-st

ook barentsz zei dat hij niet lang meer had
dat hij ook stervende was
de bemanning had dit niet verwacht,
maar hun raadsman zou heengaan, nog voor het vallen van de nacht

“nu was de ramp ten top, de ellende ‘t hoogst gestegen:
daar lag hun raadsman neer! zijn kille lippen zwegen!
geen enkel woord van troost, dien hij zo dikwijls sprak,
ontging zijn bleeken mond, nu alle troost ontbrak. 2x

reeds roept de koude haard om toevoer van het vuur;
reeds blijft de tafel leeg, al slaat het etensuur;
reeds is het vat verstookt, waarin zij ‘t vleesch bewaarden.
nog brak geen morgen aan, hoe ver en lang zij staarden;
nog bleef het rondom nacht. de ellende groeit, de vrees
verdubbelt met den nood, die elken morgen rees.

de hoop heeft uit; de wanhoop klimt; de dorre handen
slaan wringend zich ineen; de kaken klappertanden;
de kou en de armoê slopen ‘t ligchaam met elkaar.
reeds zinkt er meer dan een naast barends op de baar
reeds is het uur nabij, en ‘t uitzigt doet hen beven,
dat een (wie zal het zijn?) al de andren overleven –
en eenzaam worstlen zal met nog geduchter nood…
zij strekken de armen uit en bidden om den dood.”

-hendrik tollens- de overwintering der hollanders op nova zembla



Random Lyrics

HOT LYRICS

Loading...