stone e - bittere frits (ft. manicm) lyrics
[verse]
het was zaterdagochtend, negen uur, veel te vroeg
dat onze frits er niet meer tegen kon, nu was het genoeg
alleen in een tweepersoonsbed, een klam kussen
overal lawaai; de buurman was weer aan het klussen
tussen twee verbeten kreten door nam frits het besluit
“de mensheid kan verrekken, ik trek er gewapend op uit
en ik begin met die luidruchtige hufter van hiernaast
met die rukker doe ik rustig aan – ik heb geen haast”
hij had een droom gehad, drong ’t toen hij opstond tot ‘m door
vlak voor deze dus verstoord werd door de buur z’n boor
in de droom was hij een ander, even oud, dertig jaar
maar dan iets knapper, minder kalend en iets minder zwaar
hij had vrienden en een vrouw, had succes en kreeg respect
en toen was hij dus abrupt door die boormachine gewekt
bij een nachtmerrie had die herrie hem een dienst gedaan
maar nu kon frits alleen maar denken: “die lul die gaat eraan”
hij pakte zijn pistool uit het kastje naast z’n bed
stak in elke zak een extra magazijn, verliet z’n flat
het was een mooie morgen – zorgeloos blauwe lucht
en uit frits, de rust zelve, kwam een vastberaden zucht
hij drukte op de bel, de buur deed open en zei:
“jij woont hiernaast, nietwaar, je had toch geen last van mij?”
zwijgend bracht frits het pistool omhoog
en toen een schot waarvan de buurman kermend achterover vloog
frits glipte naar binnen en hij vond meteen de boor
hij dreef deze snerpend in de buur z’n rechteroor
bloed gutste en ’t spetterde uit de spartelende man
en de martelende dader die genoot er lachend van
want een vlam in frits z’n hart was zomaar hevig opgelaaid
een bloedgeile roes, beter dan de werkelijkheid
een gezwel, uitgezaaid, en de oogst maakte hem sterk
hij liet de buurman dood achter en ging fluitend naar z’n werk
[chorus]
bittere frits, bittere frits
bittere frits
bittere frits, bittere frits
bittere frits
[verse]
frits haatte zijn baantje bij het postkantoor
sorteren in een morsig hok, hele dagen door
betweters van collega’s met hun eeuwig gezever
nog even en dan zou geen van die losers nog leven
hij groette linda, de slettenbak van het loket
haar bek viel letterlijk open, ze leek enigszins ontzet
en met een trillende stem stelde ze stotterend de vraag:
“zeg f+f+frits, ik weet niet hoor, maar was jij niet v+v+vrij vandaag?”
frits kwam twee stappen dichterbij en zei:
“ik wip gewoon even langs – dit is zo voorbij”
hij stak de loop van de colt in linda’s open mond
het schot klonk, bloed en botsplinters vlogen in het rond
uit de wond in haar schedel droop een donkerrode drab
acuut brak de paniek uit, frits zette zich schrap
de collega’s, ze kropen jankend in de rondte na het schot
frits schoot ze één voor één kapot
stuiterende hulzen, glasgerinkel en gekrijs
in welke richting hij ook vuurde, het was vrijwel altijd prijs
tussen lijken door liep frits naar achter, naar de deur
van het kantoortje van die klootzak van een directeur
de bangerik zat bibberend te huilen onder zijn bureau
frits hurkte naast ‘m neer en zei: “hé ludo
“zoals je weet ben je mij nog achterstallig loon verschuldigd”
frits pakte een briefopener en stak de man veelvuldig
geduldig bleef hij toen een tijdje wachten
bij de stervende stakker die hij al zo lang verachtte
“dit kon je verwachten,” zei hij zachtjes en lachte
“of dacht je al die tijd, ach, die frits dat is een zachte?
zo’n slapj+n+s die het vast wel pikt als ik niet uitbetaal
nou, is me dit dan geen mooie wending aan dat verhaal?”
de baas hoestte bloed op en smeekte om genade
frits sneed ‘m de keel af en ging toen naar z’n vader
[chorus]
bittere frits, bittere frits
bittere frits
[verse]
z’n vader woonde vlakbij in een oud rijtjeshuis
hij zat niet eens in de kroeg, die vent, hij was gewoon thuis
om hem heen walmde niettemin de stank van sterke drank
frits keek ‘m aan en zei: “papa, bedankt.”
“bedankt waarvoor?” vroeg die ouwe, “jij haatte mij toch?”
“ja, daarin heb je gelijk,” zei frits, “maar dan nog
je hebt je aardig gewelddadig gedragen tijdens mijn jeugd
en ik heb ook die duivel in me pa, doet dat je geen deugd?”
z’n vader keek of hij ’t soms niet goed had gehoord
“je hoort ’t goed, pa,” zei frits, “heb er al negen vermoord
en ’t klinkt gestoord, maar zo heb jij me gemaakt
dat kwaad dat sliep al jaren in mij maar vandaag is ’t ontwaakt
je taak is dus volbracht, je hebt een monster opgevoed
en als het kan wil ik je nu zien stikken in je eigen bloed”
frits richtte het wapen, schoot z’n vader door de keel
de man viel gorgelend neer – frits voelde niet veel
daarna liep hij de wijk door, vogelweg honderdéén
waar annemiek van eenendertig woonde, helemaal alleen
frits kende haar van vroeger, van de middelbare school
ze had destijds de looks en brains van een sekssymbool
in de herfst van ’94 had hij ‘r uitgevraagd
middels een kort gedichtje in ‘r kluisje, ietw+t afgezaagd
en het was vooral de spot waarmee ze toen z’n aanbod afsloeg
waardoor frits deze vernedering nog altijd in z’n hart droeg
en nu op deze zaterdag wist zij niet wie hij was
hij noemde z’n naam, toen herkende ze ‘m pas
en het wijf was argwanend, frits zag het meteen
dus hij schoot direct een stuk of zeven kogels door haar heen
ze lag bloedend in de hal, ze was nog enigszins bij
frits zei: “het duurde even maar nu ben je toch van mij”
en terwijl hij annemiek naar de slaapkamer droeg
dacht ie bij zichzelf: “straks maar even langs de kroeg”
[chorus]
bittere frits, bittere frits
bittere frits
bittere frits, bittere frits
bittere frits
[verse]
even na het middaguur, de kroeg was net open
kwam frits met een kalme tred binnengelopen
hij bestelde een biertje, schoot daarna de barman neer
en omdat ie toen nog leefde schoot ie nog maar een keer
twee gothic liefjes op de hoek, onbeweeglijk als steen
zwart+omlijnde ogen wijd open, frits lachte gemeen
waarop het tweetal gezamenlijk gilde: “het is satan!”
frits herlaadde en vroeg: “geloof je dat die bestaat dan?
ik ben het kwaad, man, hier op aarde is de hel”
frits schoot zijn halve magazijn leeg op het stel
hij liep door naar het toilet en dat zat zowaar op slot
hij brak de deur open, trof een punker huilend op de pot
zo’n linkse pik met idealen en meer van die flauwekul
zonder aarzeling joeg frits een drietal kogels door die lul
hij ging terug naar de bar, nam plaats en dronk z’n bier
en mompelde verveeld: “goh, wel rustig hier”
een halfuurtje later zwierf hij schietend over straat
lukraak om zich heen, wie wilde vluchten was te laat
hele gezinnen bleven binnen, ramen en deuren gesloten
onverdroten stootte frits door, vastbesloten
straks de grootste massamoordenaar van deze tijd te zijn
eigenhandig hoger scoren dan die twee van columbine
erfurt al overtroffen, op de helft van virginia
frits vroeg hardop aan zichzelf: “heb je het in je?”
hij antwoordde volmondig ja en tuurde om zich heen
opeens geen mens meer te bekennen, toch was hij niet alleen
hij keek omlaag, zag het rode puntje op zijn zwarte jack
er werd gemikt op zijn hart – zijn minst zwakke plek
in de verte nu steeds luider het geluid van een sirene
hij wist als iemand hem moest doden was hij zelf diegene
“mijn laatste dat ben ik,” hij wachtte nog een ogenblik
stak de loop toen in z’n mond, haalde de trekker over en klik
Random Lyrics